In de geschiedschrijving omtrent het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog neemt het zogeheten ‘Schlieffenplan’ een belangrijke plaats in. Dit Duitse plan voorzag in een grote aanval door de gehele Duitse strijdmacht (afgezien van wat grenstroepen in Oost-Pruisen) op Frankrijk, om het zo in zes weken uit te kunnen schakelen. Vervolgens zouden de troepen per trein naar het oosten verplaatst worden om met Rusland af te rekenen. Voor de uitvoering van de operatie zou het keizerlijke Duitse leger wel snel door het neutrale België heen moeten middels een invasie. Maar bestond dat Schlieffenplan wel?
Bewijs voor de Duitse ‘Alleinschuld’
Lang werd het Schlieffenplan gezien als het ultieme bewijs voor de Duitse agressie en de hoofdschuld van Berlijn aan het uitbreken van de oorlog. Een typisch Pruisisch en militaristisch plan om een neutraal land aan te vallen en een veroveringsoorlog te starten. Zo dacht men er bij de vredesonderhandelingen in Parijs in 1919 ook over. Het uiteindelijke vredesverdrag dat de geallieerden met Duitsland sloten, getekend in Versailles, liet dan ook geen twijfel bestaan. De Duitsers en hun bondgenoten kregen in artikel 231 van het verdrag de ‘Alleinschuld’ voor het veroorzaken van de Grote Oorlog.
Keerpunt 1999
Vóór de Tweede Wereldoorlog deden Duitse historici en politici er alles aan het beruchte artikel te weerleggen. Van echte focus op de strategische planning in 1914 en daarvoor was echter geen sprake. Men richtte zich op de politieke besluitvorming na de moord op Frans Ferdinand in Sarajevo. Bovendien kwam het debat na de Tweede Wereldoorlog eigenlijk stil te liggen en door Fritz Fischers invloedrijke boek ‘Griff nach der Weltmacht’ bleek de Alleinschuld ineens een stuk aannemelijker. Ook Fischer richtte zich echter niet op de militaire planning; hij legde de nadruk op de Duitse oorlogsdoelen en de ontwikkeling daarvan.
Wat dat betreft is 1999 een keerpunt in het debat. Een Amerikaanse militair historicus, Terence Zuber genaamd, nam toen een vergaand standpunt in. Hij stelde op basis van zijn onderzoek naar de militaire planning van de Duitse stafchef in de periode 1891-1914 dat er nooit een Schlieffenplan geweest is. Zuber kreeg veel kritiek, ook van collega-historici, en een nieuw debat was geboren. Terecht overigens, want wie verder denkt ziet dat een weerlegging van het gehele Schlieffenplan ook het grote bewijsstuk voor de Alleinschuld weg zou kunnen nemen. In feite zou indirect dus het hele debat over wie er schuldig was aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een nieuwe wending kunnen nemen.
De militaire planning van het Duitse Keizerrijk
Klopt dit dan? Daarvoor is het nodig om eerst naar de Europese orde van vóór 1914 en de plaats van Duitsland daarin te kijken. Het nieuwe keizerrijk, wat pas in 1871 gesticht was, vormde een nieuwe grootmacht in Centraal-Europa die het kleinere Pruisen verving. Wellicht dat dit al een verstoring van het Europese machtsevenwicht was, maar via zijn befaamde ‘Realpolitik’ wist de Duitse rijkskanselier Otto von Bismarck alles aardig in balans te houden. Zo sloot hij bondgenootschappen met Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Italië en knoopte betrekkingen aan met het Verenigd Koninkrijk. Alles om erfvijand Frankrijk in bedwang te houden. Pas in 1890 veranderde dit. De nieuwe Duitse keizer Wilhelm II ontsloeg Bismarck en besloot het verdrag met Rusland niet te verlengen. Deze nieuwe koers leidde binnen enkele jaren tot een Frans-Russische entente, waardoor Duitsland ineens het risico liep op een tweefrontenoorlog tegen deze mogendheden.
Op militair gebied reageerde stafchef Helmuth von Moltke ‘de Oudere’ hierop door in geval van oorlog offensief op te treden jegens Rusland. Tegelijkertijd kon een klein dozijn troepen dan de westgrens met Frankrijk bewaken. Ook de keizer was aanhanger van deze conservatieve strategie. Lang was dit een vanzelfsprekendheid, maar dit veranderde door toedoen van de Russisch-Japanse Oorlog (1904-05), die Rusland pijnlijk verloor. De nieuwe Duitse stafchef Alfred von Schlieffen concludeerde nu dat Sint-Petersburg lang niet zo’n grote bedreiging was als gedacht. Schlieffen dacht dan ook dat het nu mogelijk zou zijn in een tweefrontenoorlog defensief op te treden ten opzichte van Rusland. De primaire oorlogsinspanning zou dan op het westen, lees Frankrijk, gericht worden. In feite begint het Schlieffenplan hier.
Het beruchte ‘Denkschrift’
Eind 1905 schreef Von Schlieffen een document dat de geschiedenis in zou gaan als het standaardwerk van het Schlieffenplan. De stafchef schreef een zogeheten ’Denkschrift’, een strategische studie waarin hij een grote aanval van het Duitse leger in het westen via België en Noord-Frankrijk uiteenzette. Het ‘Schwerpunkt’ (zwaartepunt) van zo’n offensief zou in handen zijn van de rechtervleugel van het keizerlijke landleger. Dit past precies in de daadwerkelijke Duitse aanval aan het Westfront in 1914, waarbij men ook middels de rechtervleugel door België en Noord-Frankrijk trok. Bovendien zijn er na 1905 nog meer strategische studies verschenen door Schlieffen en zijn opvolger Moltke. Allemaal zijn zij min of meer in lijn met de studie van 1905. Daarom is die studie later aangemerkt als het ‘Grote Denkschrift’ en het basisconcept van het Schlieffenplan.
Het debat: feit of fictie?
Wat Zuber sinds 1999 echter stelt, is dat er helemaal geen sprake was van zo’n basisconcept. Hij legt in plaats daarvan een verband met de groeiende behoefte van de militaire leiding in Berlijn sinds de eeuwwisseling om het budget voor het leger te verhogen. Schlieffen zou met het Grote Denkschrift hebben willen aantonen dat het daarin beschreven offensief onvoldoende troepen zou bevatten om te slagen. Een serieus voorstel betrof dit uitdrukkelijk niet, aldus Zuber. Zo toont hij dat het offensief uitgaat van 96 Duitse divisies. In werkelijkheid beschikte het leger in 1905 over 62 divisies. Schlieffen kon dit dan als bewijslast aanvoeren in zijn pleidooi voor militaire uitbreiding.
Dit is echter maar ten dele waar. Zubers collega Terence Holmes zette in een reactie op diens bevindingen uiteen dat de studie óók gebruikt werd voor het uitwerken van een serieus strategisch voorstel. Hij toont onder anderen dat het aanvalsconcept ook in serieuze plannen na 1905 voorkomt en er telkens naar het Denkschrift van 1905 verwezen werd. Wat hierop volgde is een technisch debat tussen Zuber en Holmes, wat tot op de dag van vandaag gaande is en waar nog veel meer historici zich in hebben gemengd.
Bestond het plan en dus de ‘Alleinschuld’?
Een panklaar en feitelijk antwoord op de vraag: ‘Bestond er een Schlieffenplan?’ is dus (nog) niet voorhanden. Het debat wordt nog gevoerd. Wat in ieder geval door veel historici tegenwoordig wél gesteld wordt is dat tot circa 1913 de oude conservatieve strategie van in het oosten offensief en in het westen defensief optreden op zijn minst een optie is gebleven. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat de keizer vlak voor het uitbreken van de oorlog in juli 1914 nog af wilde wijken van een westelijk offensief en de oude strategie wilde volgen.
Wat zegt dit over de Duitse Alleinschuld? Je zou kunnen aanvoeren dat wanneer een oostelijke strategie ook een optie was, er dus niet één lijn gevolgd werd vanuit Berlijn die via het Schlieffenplan naar het beginnen van een oorlog liep. Aangezien de militaire strategie van het keizerrijk destijds echter zo complex was en het debat nog veel complexer, is zo’n bewering wellicht te kort door de bocht. Bovendien is ook het raadplegen van de politieke strategie én de strategieën van de andere mogendheden natuurlijk van belang. De focus van historici richt zich tegenwoordig ook meer op die mogendheden, in het bijzonder de Entente. Gevolg is dat er momenteel twee scholen bestaan, de oude school die Duitsland en het Habsburgse rijk als de hoofdschuldigen voor het uitbreken van de oorlog beschouwen, en een nieuwe school die de Ententestaten als net zo schuldig zien.
***
Erik Slond is student geschiedenis aan de UvA en redactielid van de SEW-website.
Verder lezen? Kijk dan eens in:
– Annika Mombauer, Of war plans and guilt. The debate surrounding the Schlieffen Plan, Journal of Strategic Studies, 2005
– Christopher Clark, The Sleepwalkers – How Europe went to war in 1914, Londen, 2013.
– Terence M. Holmes, The reluctant march on Paris. A reply to Terence Zuber’s ‘’The Schlieffen Plan reconsidered,’’ War in History, 2001
– Terence M. Holmes, The real thing: a reply to Terence Zuber’s ‘’Terence Holmes reinvents the Schlieffen plan,’’ War in History, 2002.
– Terence Zuber, Terence Holmes reinvents the Schlieffen plan, War in History, 2001
– Terence Zuber, The Schlieffen plan reconsidered, War in History, 1999.