Op zaterdag 8 november organiseerde het Studiecentrum Eerste Wereldoorlog in De Koningshof in Doorn weer een studiedag, gevuld met lezingen die allerlei kanten van de Eerste Wereldoorlog behandelden. En niet alleen kende de dag een inhoudelijk sterk programma, ook was de opkomst erg goed!
door Fons van Lier
Alle kronieken nu te vinden op de website
Na een korte inleiding door SSEW-voorzitter Eugène Rosier, liet dagvoorzitter en SSEW-bestuurslid Tom Sas de vernieuwde website zien, waar beneden op de pagina ‘Publicaties’ nu van alle kronieken over de Grote Oorlog de inhoudsopgave terug te vinden is. Ook kun je daar alle edities direct bestellen bij de uitgeverij.
Vrijwillige Landstorm
Freelance historicus Wim de Natris hield de eerste voordracht, en wel over de Vrijwillige Landstorm in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hoewel het idee van een landstorm, bestaande uit vrijwillige gewapende burgers, ontstond aan het begin van de 19e eeuw, werd de vrijwillige landstorm (opnieuw) opgericht in 1914 om niet-dienstplichtige Nederlanders hun steentje bij te laten dragen aan de bescherming van het vaderland. Uiteindelijk werden zo’n 7.000 mensen lid van een van de 1.300 afdelingen. Opvallend was dat dit initiatief in de zuidelijke provincies doodsloeg – iets wat zeker nog verder onderzoek verdient.
Chinese Labour Corps
Daarna was het de beurt aan sinoloog en docent Gina van Ling, die vertelde over het Chinese Labour Corps: Chinese contractarbeiders die aan het Westfront voor de Britten en de Fransen werkten. De achtergrond hiervan was dat het land sinds de Opiumoorlogen in een vrije val terecht was gekomen, met mede als gevolg dat enkele jaren eerder een einde was gekomen aan het Chinese keizerrijk. De nieuwe republiek wilde onder meer weer controle wilde krijgen over het hele Chinese grondgebied; grote delen daarvan werden gecontroleerd door buitenlandse machten.
De Chinese regering wilde om te beginnen de Duitsers het land uitkrijgen en hoopte dat met hulp van de Britten te bereiken. Ondertussen breidde Japan zijn invloedssfeer binnen China steeds verder uit, tot grote frustratie van veel Chinezen. Hoewel Japan daar ook onderdeel van was, schatte de Chinese regering toch in dat de Chinese belangen het beste gediend werden door aansluiting te zoeken bij de geallieerden. Japan blokkeerde dit echter, waarna China een geitenpaadje bedacht: het sturen van contractarbeiders naar het Westelijk Front, om zo toch de geallieerde oorlogsinspanning te kunnen ondersteunen.
Uiteindelijk gingen 140.000 arbeiders in Europa aan de slag: 40.000 bij de Fransen (vooral in fabrieken en havens, ver van het front) en 100.000 bij de Britten, die de Chinezen gebruikten voor gevaarlijke klussen – denk aan het graven van loopgraven en het opruimen van mijnen. Uiteindelijk hielp het Chinese Labour Corps de Chinese regering weinig: bij de onderhandelingen voor het verdrag van Versailles werden de Chinese eisen genegeerd, wat in China leidde tot een felle antikoloniale beweging, de ‘4 mei beweging’, die werd opgericht in 1919. Het was een katalysator voor de opkomst van de Chinese communistische partij.
Het monument Leger & Vloot
SSEW-bestuurslid Edwin Ruis vertelde over de werdegang van het nationale monument Leger en Vloot, dat ooit was opgericht om de mobilisatie tijdens de Eerste Wereldoorlog te herdenken. Het kwam de Tweede Wereldoorlog al niet ongeschonden door, aangezien de Duitse bezetter het liet verwijderen. De onderdelen werden gelukkig door de gemeente Den Haag bewaard. Na de bevrijding werd het monument gerestaureerd en in 1948 opnieuw onthuld, in een wat aangepaste vorm. In 2018 moest het monument er opnieuw aan geloven, al was de aanleiding dit keer minder dramatisch; de Scheveningse boulevard werd opnieuw ingericht. Na een flinke vertraging wordt het monument op dit moment opnieuw opgebouwd, op een veel meer prominente plek dan voorheen: pontificaal voor het Kurhaus. En nu maar hopen dat het de komende decennia rust wordt gegund. Wij houden jullie op de hoogte van de vorderingen!
Migranten in Amerika tijdens de Grote Oorlog
Ook al was de Eerste Wereldoorlog in veel opzichten een hoogmis van het nationalisme, ook migranten speelden daarin een grote rol. Bachelor student Tim Otgens belichtte dit verhaal in zijn voordracht over de oorlogsinspanningen van de Verenigde Staten. Zo liet hij zien dat de Amerikaanse overheid, in de vorm van het Comité van Publieke Informatie, veel moeite deed om immigranten in hun eigen taal aan te spreken, om hen zo het gevoel te geven dat zij er ook toe deden. Daarnaast appelleerde het CPI aan het gevoel van vrijheid dat velen van hen zullen hebben ervaren bij hun aankomst in New York (‘Remember your first thrill of US liberty’) én werden migranten in het bijzonder aangespoord om hun patriottisme en loyaliteit te tonen aan hun nieuwe vaderland (‘100% American? Prove it’). Opvallend, maar ook weer weinig verrassend, was dat Duitstaligen nadrukkelijk niet werden aangesproken en zelfs nadrukkelijk werden buitengesloten.
Het Belgenmonument
Historicus Hans Zijlstra belichtte in zijn verhaal het Belgenmonument. Dit herdenkt de opvang van de Belgische burgers en militairen in Nederland tijdens de Grote Oorlog. De burgers gingen, nadat de gevechten in België grotendeels geluwd waren, weer terug. Maar de militairen moesten blijven: aangezien Nederland neutraal was, was het volgens internationale regels verplicht om buitenlandse militairen van de strijdende partijen te interneren tot het einde van de oorlog.
Het verblijf van de Belgische soldaten ging niet zonder problemen: in de kampen was niets te doen, de barakken waren koud en oncomfortabel en het toezicht streng. Een en ander leidde eind 1914 tot een opstootje, waarop Nederlandse soldaten hard ingrepen, met als gevolg 8 doden en 19 gewonden. Hierdoor geschrokken kwamen er van Nederlandse, maar vooral van Belgische kant allerlei initiatieven om het leven van de geïnterneerde militairen te verbeteren. Er werden werkscholen opgericht, waar militairen een vak konden leren (zoals timmeren en metselen) en waar ze konden lezen en schrijven – velen waren analfabeet. Onderdeel van de werkverschaffing was het bouwen van een monument, als dank voor de Nederlandse gastvrijheid en als herinnering aan deze episode in de Nederlands-Belgische geschiedenis.
Het monument was in 1918 af, maar tot een fatsoenlijke overdracht kwam het lange tijd niet. De reden was de onmin die was ontstaan tussen de Belgische en de Nederlandse overheden: België nam het de noorderbuur onder meer kwalijk dat het de Duitse keizer asiel had verleend. Bovendien eiste het Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg op, wat natuurlijk weer tegen het zere been was van Nederland. Uiteindelijk duurde het tot 1938 voor de Belgische koning Leopold III en koningin Wilhelmina het monument officieel onthulden – twintig jaar na de voltooiing. Zijlstra schreef hierover in zijn boek: Symbool van tweedracht, het Belgenmonument en het Belgisch-Nederlands conflict 1914-1938.
Kroniek nummer 50
Na de lunch werd de vijftigste en laatste kroniek uitgereikt. Henk van der Linden vertelde over de deze kroniek, waarin kunst, cultuur en wetenschap aan de orde komen. Deze laatste uitgave in de serie werd aan twee mensen uitgereikt met wie de stichting een band heeft: em. prof. dr. Wim Klinkert en Ellen Andriessen, weduwe van Studiecentrum-oprichter Hans Andriessen. Ook werden de leden van de redactie in het zonnetje gezet.
Verveling in de oorlog
Daarna was het de beurt aan dr. Leo van Bergen, die voorlas uit zijn boek De prinses die mij warm houdt. Hierin gaf hij een beeld van de verpleegster in de Eerste Wereldoorlog door deze te beschrijven vanuit het gezichtspunt van de jurk die een van hen draagt.
Dr. Dennis de Kool, die onderzoek doet naar oorlogsdagboeken en brieven van soldaten en burgers in de Eerste Wereldoorlog, hield daarna een voordracht over de strijd tegen de verveling. Want de oorlog betekende in de eerste plaats toch heel veel sleur. ‘Alle dagen lijken op elkaar’, schreef een soldaat. Dat was niet alleen vervelend voor de soldaten, maar ook een probleem voor de legerleiding, want dit zorgde vo
or een verslechtering van de moraal in het leger. Daarom werd er van alles en nog wat georganiseerd door en voor soldaten: soldatenklusjes, brieven schrijven, bioscopen, sport, concerten en toneel, het lezen van boeken/studeren en creatieve activiteiten. Daarnaast was er natuurlijk nog het ‘heimelijke vermaak’: erotiek en prostitutie. Kaarten bleek echter voor veel soldaten de belangrijkste manier om de tijd door tekomen.
Dannie ten Zweege vertelde daarna over oorlog, muziek en emotie. Zo bleek het Wilhelmus gebaseerd te zijn op een Frans liedje met een veel hoger tempo. Leo van Bergen en Karel Bosman brachten het lied ‘Duizend soldaten’ van Willem Vermandere ten gehore.
De vroege dood van André Devaere
Tom Devaere mocht de studiedag afsluiten met zijn verhaal over zijn oudoom André Devaere, een getalenteerde pianist en componist uit Kortrijk, die als dienstplichtig soldaat betrokken was bij de val van Antwerpen en zich met zijn eenheid terugtrok door Oost- en West-Vlaanderen. Hij vocht mee tijdens de Slag om de IJzer en viel uiteindelijk in november 1914 tijdens een Duits offensief om Diksmuide te veroveren. Hij was nog maar 24 jaar oud.
Uiteraard werd de dag afgesloten met een borrel. De studiedag van 2026 zal waarschijnlijk op zaterdag 14 november vallen. Tot die tijd zijn er onze gratis toegankelijke webinars. Houd daarvoor onze site en/of sociale media (LinkedIn, X) in de gaten!






