In 2015 verscheen het boek ‘Wij Europeanen’ van Wim de Wagt. Dat boek ging over hoe de pogingen om tot een verenigd Europa te komen in het Interbellum wegzakten in crisis, verdeeldheid en uiteindelijk oorlog. Nu, tien jaar later, is het boek ‘De Groote Vrede’ verschenen, en dat is deels een ‘prequel’ en deels een uitwerking en uitbouw van het eerdere boek.
door Willem van Boom
Het boek bestaat uit een inleiding en epiloog en daartussenin zitten negen hoofdstukken die ons laten kennismaken met verschillende Nederlandse voorvechters voor een of andere variant van een verenigd, federatief of in elk geval innig samenwerkend Europa. Uiteraard komen ook Aristide Briand (1862-1932) en Gustav Stresemann (1878-1929) aan bod, de twee politici die de toenaderingspogingen tussen Frankrijk en Duitsland in de jaren twintig bij uitstek belichaamden. Maar we lezen vooral over Nederlandse politici, opiniemakers, journalisten, kunstenaars, schrijvers, redacteuren en uitgevers, ondernemers en allerlei randfiguren die zich in de periode tussen 1914 en 1948 sterk maakten voor de goede zaak. Vaak gebeurt dat in de vorm van een soort biografietje, zoals bij Van Suchtelen, Van der Vlugt, Muller en Smedes, Mulder (hoofdstukken 1 tot en met 4). Zij waren betrokken bij allerlei verenigingen, bewegingen, tijdschriften en andere fora voor het paneuropese idee. Het zijn zoveel initiatieven dat het soms duizelt: van het Comité van Toenadering en het Haagsch Bureau Internationaal Overleg tot aan het tijdschrift Pan-Europa en de Comité Fédéral de Coopération Européenne (CFCE). Wat deze personen kenmerkt is grote gedrevenheid; mensen met een missie en soms zijn het ook gewoon ronduit moeilijke mensen.

Gustav Stresemann
Vervolgens wordt vanaf hoofdstuk vijf meer ingezoomd op de politieke arena. We lezen hoe in internationaal verband en op nationaal niveau in parlement en regering wordt omgegaan met pleidooien voor een verenigd Europa. Namen als Polak, Troelstra, Albarda en zelfs Colijn, maar ook die van minder bekende personen zoals Mendels en Van de Laar, krijgen in dat verband reliëf. Duidelijk wordt dat zij nauwlettend in de gaten hielden uit welke hoek de internationale wind waaide. Vanaf hoofdstuk zes staat vooral het internationale discours centraal, wordt beschreven wat de Nederlandse reacties waren, en zien we na de beurscrash van 1929 langzaam het momentum voor verdere samenwerking in Europa verglijden. En eigenlijk houdt het boek in het negende hoofdstuk ook op in 1940, hoewel de epiloog nog net het begin van de naoorlogse opmars meepakt richting wat nu de EU heet, in de vorm van het Congres van Europa (Den Haag, mei 1948).
Na lezing bleven mij een aantal inzichten bij. Het boek van De Wagt is soms een parade van eigengereide smaakmakers die moeilijk kunnen samenwerken, maar het doet vooral indringend verslag van de onvermoeibare pogingen van gedreven individuen om Europese vrede en samenwerking vooruit te helpen. Het boek laat ook geregeld zien dat heden en verleden soms niet ver uit elkaar liggen. Een voorbeeld daarvan is de Volkenbond-resolutie Herriot-Macdonald (1924) (p. 192), waarin eigenlijk een soort vroege variant van art. 5 NAVO verdrag werd voorgesteld. Ook laat het boek goed zien – zij veelal tussen de regels – dat de open economie van ons land steeds richting gaf aan de internationale politiek van onze politici. Pleidooien voor vrede en samenwerking in Europa gingen hand in hand met welbegrepen Nederlandse eigenbelang bij vrijhandel, minimale invoerdrempels en afkeer van protectionisme. Die afkeer was niet onbegrijpelijk: het einde van de Eerste Wereldoorlog had in Europa elf nieuwe staten en 20.000 km aan extra grenslijnen opgeleverd en het ontbreken van economische voorzieningen in het verdrag van Versailles maakte dat de nationaal bepaalde, steeds veranderende tariefmuren ontregelend effect hadden.
De pleidooien leverden – dat is wat het boek voor mijn gevoel vooral laat zien – erg weinig concreets op. De oproep van bijvoorbeeld Briand (bijv. zijn ‘lien de solidarité 1929) om veel meer orde aan te brengen in de ‘economische ontwapening’ is een mooi voorbeeld van de kloof tussen goede ideeën en de barre realiteit: applaus in het diplomatieke circuit, maar de economische werkelijkheid was er al snel niet meer naar om daadwerkelijk stappen te zetten in de richting van ‘ontwapening’. Met het overlijden van Stresemann en Briand ging ook zo ongeveer het licht uit in Europa; hoewel ook in de jaren dertig veel pogingen werden ondernomen om ‘de boel bij elkaar te houden’ (hoofdstuk 8), was duidelijk dat de centrifugale krachten in Europa de bovenhand kregen.
Het moet een flinke inspanning zijn geweest om dit boek te schrijven. Hoewel er de nodige literatuur was om bij aan te haken (Chickering 1975, Joyce 1978, Van Diepen 1999 en Van der Linden 2006), is van sommige personen die worden beschreven, tamelijk weinig bekend. Zodoende moet de ene persoonsbeschrijving makkelijker zijn geweest dan de andere: soms was een biografie voorhanden (bijv. over Van Suchtelen) terwijl De Wagt in andere gevallen aan de hand van eigen biografisch onderzoek de puzzel moest zien te leggen. Het resultaat is echter evenwichtig. Bovendien is het boek, afgezien van wat typo’s en anglicismen hier en daar, prima vormgegeven en afgewerkt. De eindnoten en literatuurlijst maken verdere studie mogelijk.
~
Wim de Wagt, ‘De Groote Vrede. Nederlandse voorvechters van een verenigd Europa 1914-1948‘, Boom Uitgevers, juni 2025 | ISBN 9789024472468 | 1e druk | 448 blz.





