‘Door het niet aan den lijve ondervinden van deze ramp, miste ons land een cruciale wissel van de moderne geschiedenis van ons continent. Het station van de ondergang van het oude Europa werd daardoor vrijwel ongemerkt gepasseerd. Nederland heeft er na 1914 een eigen tijdrekening op nagehouden die doorliep tot de volgende grote cesuur: de Tweede Wereldoorlog.’[1]
Aldus betoogde Maarten Brands in zijn lezing ‘The Great War die aan ons voorbijging’ in 1997. Hij stelde daarin dat deze periode op dat moment een blinde vlek vormde in het historisch bewustzijn in Nederland en dat Nederland een ‘Eerste Wereldoorlog perspectief’ ontbeerde, waardoor hier een totaal ander beeld van Europa en van de twintigste eeuw heerste dan in andere landen. Zonder beter begrip van de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog zouden we in Nederland nooit een echt goede analyse kunnen maken van de gebeurtenissen van de twintigste eeuw, waarbij Brands een directe lijn trok van 1919 naar de wereld van na 1990.[2]
De lezing van Brands werd één van de meeste geciteerde bronnen in literatuur die in de jaren erna verscheen over Nederland en de Eerste Wereldoorlog. Maar eerst is het nodig even een blik te werpen op de historiografie tot aan de lezing van Brands. Had hij nu echt een punt met wat hij zei? Voor een deel wel. In het Interbellum was nog het een en ander verschenen met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog. Het internationale perspectief overheerste in deze periode, zoals via het Nederlandsch Comité tot onderzoek van de Oorzaken van den Wereldoorlog dat van mening was dat met name een neutraal land geschikt was onderzoek te doen naar het ontstaan van de oorlog. Het bracht daartoe een aantal internationaal georiënteerde werken uit.
Er was in het Interbellum echter ook al wat aandacht van historici voor Nederland in de jaren 1914-1918. In de gedenkboeken van W.A.T. de Meester waren al enkele artikelen met betrekking tot Nederland verschenen, waarbij ook voor die tijd wat ongebruikelijker onderwerpen werden behandeld, zoals de Nederlandse vrouw in een bijdrage van Emmy Belinfante in het laatste deel.[3] Ook internationaal was er aandacht voor Nederland, met name over economische zaken zoals de oorlogsfinanciën of het bankwezen.[4] In 1920 verscheen zelfs een boek geheel gewijd aan Nederland in WO I onder leiding van H. Brugmans, dat de belangrijkste terreinen behandelde waarop de Eerste Wereldoorlog had ingegrepen in het Nederlandse leven, zoals de mobilisatie, de internationale positie van Nederland en de economie. Hij schreef in de inleiding van het boek dat het weliswaar nog niet de definitieve geschiedenis van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog kon zijn, maar dat het boek toch zeer nodig en belangrijk was. ‘Het is de groote Europeesche oorlog, die zijn zware, drukkende hand op Nederland heeft gelegd. Daaronder lijdt ons volk nog in menig opzicht zwaar en bang. (…) Zoo is een boek ontstaan, dat voor vele Nederlanders welkom moge zijn, hun eenig houvast moge geven in het begrijpen van hun tijd.’[5] Met andere woorden, op dat moment werd de invloed van de Eerste Wereldoorlog op Nederland absoluut wel erkend.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was de historiografische oogst betreffende de Eerste Wereldoorlog in Nederland misschien wat mager, maar het onderwerp was ook weer niet geheel afwezig. Het bekendste zijn de werken van C. Smit, die zich met name richtten op de buitenlandse betrekkingen van Nederland in die periode.[6] Maar er verschenen ook studies over deelonderwerpen zoals het boek van B.B. van Dongen over de SDAP in de jaren 1914-1918 en van Stoelinga over de Russische revolutie in de Nederlandse pers.[7] Als ook de artikelen in ogenschouw worden genomen, is de opbrengst al een stuk groter.[8]
Wanneer het gehele corpus aan literatuur over de Eerste Wereldoorlog en Nederland echter wordt bezien, is het grootste gedeelte geproduceerd vanaf circa 2000 en ten tijde van Brands’ lezing was het onderwerp inderdaad marginaal in de Nederlandse geschiedschrijving. Het is dus zeker zo dat de historiografie over Nederland en de Eerste Wereldoorlog pas echt een vlucht heeft genomen in de jaren na de lezing van Brands. Mogelijk heeft Brands het startschot gegeven voor deze ontwikkeling, maar evengoed kan dit zijn ontstaan door het unieke karakter van de Eerste Wereldoorlog wat steeds meer een plaats kreeg in de Nederlandse historiografie. Vlak over de grens was en is het immers een van de grootste interessegebieden, een gegeven dat haast wel moest overwaaien naar Nederland. Brands had overigens zeker niet bepleit dat met name het onderwerp van Nederland in de Eerste Wereldoorlog aandacht moest krijgen in de historiografie. Hij stelde weliswaar dat er veel vragen waren met betrekking tot Nederland en de Eerste wereldoorlog die opgehelderd moesten worden door historisch onderzoek, maar pleitte ook voor een Europeanisering van ons geschiedbeeld, om af te komen van wat hij ‘de bekende Nederlandse parochiale myopie’ noemde.[9] Al die studies die daarna gedaan werden naar Nederland in de eerste wereldoorlog zal hij dus helemaal niet zo nodig hebben gevonden, waarover later meer.
Toch werd Brands te pas en te onpas geciteerd in al die onderzoeken en dat is wel een interessant punt om even nader op in te gaan. Gesteld kan namelijk worden dat het overheersende uitgangspunt in de historiografie vanaf eind jaren negentig en het begin van de eenentwintigste eeuw toch wel ‘wij hebben ook echt wel wat te vertellen’ was. De onderzoeken en publicaties probeerden aan te tonen dat Nederland nooit volledig buiten de Eerste Wereldoorlog heeft gestaan, ook al was het dan neutraal.
De publicatiehausse begon zo’n beetje met bundel die in 2001 uitkwam naar aanleiding van een georganiseerde studiedag die enkel over Nederland en de Eerste Wereldoorlog ging. In die bundel, Leven naast de catastrofe, werd in de inleiding gesproken van een ‘heroriëntatieproces’.[10] Uit de bundel blijkt de diversiteit al aan mogelijke studieonderwerpen met betrekking tot Nederland en de Eerste Wereldoorlog. In Leven naast de catastrofe werden bijvoorbeeld de meer voor de hand liggende onderwerpen behandeld als de militaire voorbereiding op de Eerste Wereldoorlog en de reactie in Nederland op de toestroom van Belgische vluchtelingen eind 1914. Maar de bundel bevatte ook bijdragen over de filmhandel, het theaterwezen en de Nederlandse ideeën over oorlogsneurosen. Daarnaast ging een groot gedeelte specifiek over de stad Rotterdam (met name vanwege de locatie van de studiedag naar aanleiding waarvan de bundel was verschenen). Ook dit is interessant om te noemen, omdat de lokale interesse (vooral via heemkundeverenigingen) in de Eerste Wereldoorlog steeds groter is geweest dan de nationale of transnationale insteek.
In de jaren na Leven naast de catastrofe werd er steeds meer gepubliceerd over Nederland en de Eerste Wereldoorlog, met bijvoorbeeld een reeks als inventarisatiewerken te classificeren boeken. Het zijn publicaties die een uitgebreid overzicht of juist een bloemlezing bieden van bijvoorbeeld de bommen die Nederland troffen[11], Nederlandse liedjes en gedichten[12], persoonlijke documenten van Nederlanders met betrekking tot de oorlog[13] of van foto’s van Nederlandse bodem[14]. Tot deze categorie behoort ook het uitgebreide boek van Evelyn de Roodt over vluchtelingen en geïnterneerden in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog.[15] Deze boeken bieden doorgaans een schat aan informatie, maar het nadeel van deze groep publicaties, wat ook wel geldt voor het boek van De Roodt, is dat door het ontbreken van een onderliggende probleemstelling een diepere analyse van de materie vaak ontbrak.
In 2007 werd voor de tweede maal een complete studiedag over Nederland en de Eerste Wereldoorlog georganiseerd, waarbij opnieuw een bundel werd uitgebracht, Wankel evenwicht.[16] Ook dit werk liet weer een grote diversiteit aan onderwerpen zien, maar toonde ook de groei van het onderzoeksgebied in de tussenliggende jaren. De bundel als geheel was minder verkennend van aard en alle bijdragen hadden toch wel een op zijn minst zijdelings verband met het thema neutraliteit en deden dus minder fragmentarisch aan.
Brands ondertussen zag in 2006 noodzaak zijn stelling verder te nuanceren, naar aanleiding van de promotie van Ismee Tames aan de Universiteit van Amsterdam. In haar studie Oorlog voor onze gedachten behandelde ze het Nederlandse publieke debat tijdens de Eerste Wereldoorlog en in haar inleiding maakte ze nog een paar interessante opmerkingen over onderzoek naar Nederland tijdens 1914-1918. Er was op dat moment weinig onderzoek gedaan naar de culturele gevolgen van de oorlog in Nederland, terwijl de stelling verdedigbaar is dat dit een gebied is waar de meest blijvende effecten van de oorlog op Nederland terug zijn te vinden. Die lacune was volgens Tames verklaarbaar door wat zij ‘ingesleten veronderstellingen over de positie van neutralen tijdens het conflict’ noemde.[17] Net als Brands wees Tames ook op de invloed die de Tweede Wereldoorlog had gehad op de historiografie van de Eerste met betrekking tot Nederland. WO I en het interbellum werden behandeld als ‘pre-historie’, schreef ze, met als centrale thema’s wie pro- of anti-Duits waren en ‘hoe neutraal Nederland eigenlijk was’. Ze leverde ook commentaar op Brands’ stellingen want zij vond dat ze het begrip over de Nederlandse samenleving verstoorden. Neutrale staten speelden wel degelijk een rol in de oorlog en de oorlog speelde een rol in de ontwikkeling van neutrale landen. Tames benaderde neutraliteit vanaf een hele andere kant in haar studie, namelijk vanuit de betekenis die het begrip had voor de nationale identiteit van Nederland. Neutrale landen waren vooral beïnvloed door de oorlog als je het bekeek vanuit een cultureel oogpunt, aldus Tames.
Dit paste overigens ook bij ontwikkelingen in de internationale historiografie. Sinds de jaren negentig verschoof de aandacht daarin ook naar de culturele en sociale effecten van de oorlog. De aandacht voor neutrale landen nam hierdoor ook toe, want juist hier kon het effect van de oorlog worden onderzocht. Tames toonde met haar studie het transnationale element van de zogeheten ‘culturele mobilisatie’ aan, een term die eigenlijk slaat op hoe samenlevingen reageren op oorlog en hoe ver ze bereid zijn voor die oorlog te gaan. Oorlogservaring speelt daarin dus een belangrijke rol, maar Tames liet zien dat Nederland geenszins buiten deze ‘culturele oorlog’ bleef. Ook Wim Klinkert betoogde in zijn oratie in 2008 dat de oorlog ook voor niet-belligerente landen in cultureel opzicht vormend was.[18] Met name voor interdisciplinaire en vergelijkende studies is dit een goed studieobject. Toch bleven neutrale landen internationaal gezien echter lange tijd een soort nagedachte.
Nu komen we weer terug bij Brands, want de verdieping en verbreding van het onderzoeksveld waren voor hem reden zich opnieuw uit te laten over de kwestie, met als directe aanleiding een opmerking van de Duitse historicus Gerhard Hirschfeld, die tijdens Tames’ promotie had gesteld dat haar dissertatie de ‘mythe van Maarten Brands’ voorgoed ontzenuwde. Dat liet Brands natuurlijk niet zomaar voorbij gaan en hij schreef een artikel in het Hollands Maandblad.[19] Hij schreef nogmaals dat er onder buitenlandse historici een consensus heerste dat de Eerste Wereldoorlog het breukvlak in de moderne Europese geschiedenis was, de Umwertung aller Werte; een consensus die geheel voorbij was gegaan aan Nederlandse historici. Maar zijns inziens waren de Nederlandse historici doorgeschoten de andere kant op: ‘Nederland was in de Eerste Wereldoorlog een muis’ en er moest vooral geen gezichtshoek in de historiografie gekozen worden waarbij ‘een muis en een olifant even groot lijken’.[20] Hij stelde dat het ‘en vogue’ was geworden om de geschiedschrijving van de wereldoorlogen op een bepaalde manier te demilitariseren (ook in de oorlogvoerende landen zelf zoals net al genoemd) en te verschuiven naar de ‘softere’ onderzoeksgebieden zoals het homefront, gendergeschiedenis en mentaliteitsgeschiedenis. Hoewel legitieme en interessante onderwerpen, had er hierbij een volgens hem onterechte verschuiving plaats gevonden in de hiërarchie tussen de onderzoeksvelden. Brands leek welhaast te concluderen dat de omissie in de Nederlandse geschiedschrijving onoplosbaar was, omdat de Eerste Wereldoorlog, door hem overigens steevast aangeduid met buitenlandse termen als ‘the Great War’ of de ‘Urkatastrophe’ en zodoende ook in taal buiten Nederland geplaatst, nu eenmaal geen plaats had in onze collectieve herinnering:
Laten we de verwarring niet onnodig vergroten: ondanks de mobilisatie, ondanks de oorlogsvluchtelingen, ondanks de grensincidenten, genoten de Nederlanders in de jaren 1914-18 een veiligheid, vrijheid en welvaart die in omringende landen schreeuwend ontbrak. De enige strijd die hier werd gevoerd was een pennenstrijd (…).[21]
Hij eindigde zijn artikel met een soort sneer naar de publicaties van de voorgaande jaren, die hem deden denken aan een inhaalslag waarin ‘wij’ ook heus wel wat hebben meegemaakt. Hij pleitte ervoor de grote verschillen in gevolgen per land van de oorlog goed in de gaten te blijven houden.
Brands kon nog wel op wat commentaar rekenen naar aanleiding van zijn artikel. In hetzelfde tijdschrift verscheen een reactie van Madelon de Keizer, die zich op dat moment bij het NIOD onder andere bezighield met de relatie tussen de Eerste Wereldoorlog en modernisme. Zij verweet Brands een wel erg beperkte opvatting te hebben van de ‘betekenis’ van de Eerste Wereldoorlog en dat hij het alomvattende karakter ervan onvoldoende onderkende, terwijl dat het onmogelijk maakt zich strikt te beperken tot bestudering van het strijdveld.[22] De eerder genoemde Hirschfeld deed ook nog een duit in het zakje:
Het karakter en de betekenis van de Eerste Wereldoorlog als een in toenemende mate ‘totaal’ wordende geïndustrialiseerde massaoorlog kunnen simpelweg niet op een adequate manier worden onderzocht en beschreven wanneer delen van de maatschappij en van beschikbare bronnen simpelweg worden genegeerd.[23]
Toch is de stelling verdedigbaar dat Brands wel tot op zekere hoogte een punt had. Het centrale uitgangspunt van de studies die in de jaren na Brands’ lezing verschenen, leek inderdaad te zijn ‘wij hebben ook echt wel wat meegemaakt en wat te vertellen.’ Maar het onderzoek naar neutrale landen heeft ook internationaal gezien aan interesse gewonnen, wat enerzijds blijkt uit de publicaties van niet-Nederlanders over Nederland zoals Marc Frey en Maartje Abbenhuis, alhoewel die laatste wel Nederlandse roots heeft.[24] Maar die toenemende internationale interesse is ook zichtbaar in de toename van Engelse publicaties van eigen bodem. Zo verscheen in 2011 een bundel naar aanleiding van een in Amsterdam georganiseerd congres met de titel Caught in the middle. Hierin zijn twee bijdragen opgenomen over Nederland, de andere artikelen gaan over andere neutrale landen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het congres en de bundel zijn een goed voorbeeld van de toenemende (internationale) interesse in vergelijkend onderzoek. Ze probeerden echt aan te tonen dat neutraliteit allerlei verschillende gezichten had. Andere voorbeelden van Engelse uitgaven over Nederland zijn Defending neutrality van Wim Klinkert, Guarded neutrality van Susanne Wolf en The Netherlands Indies and the Great World War (een van de weinige publicaties over Nederlands-Indië).[25]
Met de honderdjarige herdenking voor de deur nam de toename van literatuur echt een vlucht. In 2013/2014 verschenen zeker veertien boeken, variërend van een boek over Zeeland in de Eerste Wereldoorlog tot het kloeke boekwerk Nederland neutraal, zeker zes thema-uitgaven van tijdschriften (themanummers die niet specifiek over Nederland gingen niet meegerekend) en dan ook nog diverse artikelen in bundels en tijdschriften. Hier valt weer de lokale interesse op, van de genoemde veertien boeken gingen er acht over een bepaalde regio[26] en ook de genoemde thematische tijdschriften waren tweemaal lokaal georiënteerd.[27] Hier droeg de SSEW ook toe bij, want in 2014 kwam de eerste bundel uit binnen de reeks over Nederlandse steden en provincies, namelijk het deel over Amsterdam.
Ook binnen die publicatie-hausse blijkt weer de verdieping van het onderzoeksveld dat het afgelopen decennium heeft plaatsgevonden. Een mooi voorbeeld daarvan is de geheel herziene herdruk in 2014 van Buiten Schot van Paul Moeyes. Hoewel zijn boek (terecht) nog steeds als het standaardwerk over Nederland en de Eerste Wereldoorlog wordt gezien, hadden voortschrijdende historische inzichten en nieuwe publicaties Moeyes genoopt tot een heroriëntatie op zijn werk uit 2001. ‘Nog altijd beoogt het een kroniek van Nederland ten tijde van de Grote Oorlog te geven’, schrijft de auteur, ‘maar in deze nieuwe editie is wat meer naar de verdieping gezocht’.[28]
Maar is de historiografie over Nederlands tijdens WO I nu alleen interessant omdat de oorlog effect had op Nederland zelf? Al in 1988 zei Hans Schmitt in zijn boek Neutral europe between war and revolution dat het essentieel was om neutrale landen te onderzoeken, liefst in vergelijkende studies, omdat alleen zo een goede analyse van de effecten van de oorlog kon worden gemaakt.[29] In 2015 zei Ido de Haan tijdens een conferentie over neutraliteit iets soortgelijks.[30] Dit past bij de ontwikkelingen in de internationale historiografie waarbij het transnationale perspectief steeds belangrijk er is geworden. Rond de honderdjarige herdenking van de oorlog kwamen er steeds meer comparatieve studies over de oorlog, waarbij niet alleen landen midden in de oorlog van belang zijn, maar juist ook landen aan de periferie.[31]
Al met al is de conclusie mogelijk dat de historiografie vanaf eind jaren negentig naar Nederland en de Eerste Wereldoorlog, enigszins gechargeerd en oneerbiedig de ‘wij hebben ook wat te vertellen’-studies te noemen, wel een zeker eindpunt hebben bereikt. Het is bewezen dat neutraliteit iets was wat zeker niet hetzelfde was voor alle neutrale landen en dat het zich ook ontwikkelde gedurende de oorlog. Ook is er zonder meer aangetoond dat er heel wat is gebeurd in neutrale landen: de oorlog liet ons cultureel en economisch absoluut niet onberoerd. Daarmee is die fase in de historiografie dus wel afgerond. Ik zou daarmee willen stellen dat Maarten Brands’ stellingen vandaag de dag niet meer relevant zijn voor de huidige onderzoeken. Een blinde vlek is de Eerste Wereldoorlog allang niet meer.
Het is de afgelopen paar jaar dus tijd geworden voor het inzetten van nieuwe paradigma’s. Daarbij is het belang de aansluiting te vinden bij de internationale ontwikkelingen. Hoe belangrijk alle onderzoeken ook zijn geweest om de invloed van de oorlog op Nederland in kaart te brengen, ze waren soms ook een tikje beperkt van aard. Nederland werd meestal bestudeerd in een soort vreemde isolatie van wat er in andere landen gebeurde, wat eigenlijk al blijkt uit het feit dat de meeste studies in het Nederlands werden geschreven. Ook bleef het onderzoeksveld altijd beperkt tot enkel de jaren van de oorlog zelf en het strikt nationale kader. Het onderzoek probeerde meer lacunes op te vullen in de nationale geschiedschrijving dan aan te sluiten bij internationale historiografie.
Nu is het dus van belang de geschiedenis van de neutrale landen te integreren met de algemene Eerste Wereldoorlog-historiografie. Als die oorlog inderdaad het globale conflict is dat de twintigste eeuw meer dan wat dan ook gevormd heeft, dan moet het effect ook globaal zijn geweest en niet beperkt tot de samenlevingen in het centrum van de oorlog. Er moet dan dus ook verder gekeken worden dan de oorlogsjaren zelf. En hier zijn overigens ook al wat eerste voorbeelden van, zoals het boek van Marjet Brolsma over Nederlandse intellectuelen en de regeneratie van de Europese cultuur, dat een periode bestrijkt van 1914-1930.
Het gaat in deze nieuwe fase in feite om de vraag: Wat is het verschil tussen de oorlogvoerende landen en de neutralen als je kijkt naar de langere termijn? En dus om de vraag waar de grens ligt tussen oorlog en niet-oorlog, tussen oorlogvoerenden en neutralen.
Brands’ stellingen zijn ooit nuttig en relevant geweest om de discussie over de rol van de Eerste Wereldoorlog in de Nederlandse geschiedschrijving op scherp te zetten. Maar het is duidelijk dat het onderzoeksveld van vandaag de dag compleet anders is en dat er een nieuwe fase is aangebroken waarin we Nederland en andere neutralen in een breder internationaal perspectief moeten gaan plaatsen.
—
Pauline Onderwater is buitenpromovenda aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel schreef zij naar aanleiding van haar op de studiedag van 21 mei 2022 gegeven lezing.
[1] M.C. Brands, ‘The Great War die aan ons voorbijging’, in: M. Berman en J.C.H. Blom (red.), Het belang van de Tweede Wereldoorlog . De bijdragen voor het symposium op 22 september 1997 ter gelegenheid van de opening van de nieuwe behuizing van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (Den Haag 1997), 14-15.
[2] Ibidem, 18.
[3] Emmy J. Belinfante, ‘De Nederlandsche vrouw gedurende den oorlog’, in: W.A.T. de Meester (red.), in 1918-1919 (Leiden 1919) 240-250.
[4] Carnegie Endowment for International Peace. Division of Economics and History, The Netherlands and the world war. Studies in the war history of a neutral (New Haven 1923-1928).
[5] H. Brugmans (red.), Nederland in den oorlogstijd. De geschiedenis van Nederland en van Nederlandsch-Indië tijdens den oorlog van 1914 tot 1919 voor zoover zij met dien oorlog verband houdt (Amsterdam 1920) VII-VIII.
[6] C. Smit, Nederland in de Eerste Wereldoorlog (1899-1919). 3 delen (Groningen 1971-1973).
[7] Dongen, Bas van, Revolutie of integratie. De Sociaal Democratische Arbeiders Partij in Nederland (SDAP) tijdens de Eerste Wereldoorlog (Amsterdam 1992); Stoelinga, Th.H.J., Russische revolutie en vredesverwachtingen in de Nederlandse pers maart 1917-maart 1918 (Bussum 1967).
[8] Een kleine greep: J.W. Bonebakker, ‘De instructie van 31 juli 1914 voor de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht’, Mars et Historia 15 (1981) nr. 2, 39-46; C.T. de Jong, ‘De Nederlandse neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog’, Tijdschrift voor Geschiedenis 65 (1952) 257-271; A.F. Manning, ‘Nederlandse neutraliteitspolitiek’, Tijdschrift voor Geschiedenis, 90 (1977) 122-126; H.A.R. Smidt, ‘De regulering van de Nederlandse export van landbouwproducten naar Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog’, Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 54 (1991) 102-133; A. Wolting, ‘De novemberdagen van 1918. De rol van de Nederlandse inlichtingendienst’, Ons Leger 50 (1966) afl. 9, 10-15.
[9] Brands, ‘The Great War die aan ons voorbijging’, 17 en 20.
[10] Hans Binneveld e.a. (red.), Leven naast de catastrofe. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Hilversum 2001) 7.
[11] Lith, Hans van, Plotseling een vreselijke knal. Bommen en mijnen treffen neutraal Nederland, 1914-1918 (Zaltbommel 2001).
[12] Kammelar, Rob en J.M.J. Sicking, Het monster van de oorlog. Nederlandse liedjes en gedichten over de Eerste Wereldoorlog (Amsterdam 2004).
[13] Kammelaar, Rob, Jacques Sicking en Menno Wielinga, De Eerste Wereldoorlog door Nederlandse ogen. Getuigenissen, verhalen, betogen (Amsterdam 2007).
[14] Anne Doedens en Liek Mulder (sam.), Verstoorde vrede. Foto’s van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Amsterdam 2004).
[15] Evelyn de Roodt, Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Zaltbommel 2000).
[16] Martin Kraaijestein (red.), Wankel evenwicht. Neutraal Nederland en de Eerste Wereldoorlog (Soesterberg 2007).
[17] Ismee Tames, Oorlog voor onze gedachten. Oorlog, neutraliteit en identiteit in het Nederlandse publieke debat 1914-1918 (Hilversum 2006) 11.
[18] Wim Klinkert, Van Waterloo tot Uruzgan. De militaire identiteit van Nederland (Amsterdam 2008) 13.
[19] Maarten Brands, ‘De grijze verf van historici’, Hollands Maandblad (2006) nr. 8-9, 23-27.
[20] Ibidem, 27.
[21] Ibidem, 26.
[22] Madelon de Keizer, Gerhard Hirschfeld en Maarten Brands, ‘Nederland en W.O. I’, Hollands Maandblad (2006) nr.11, 46-49, aldaar 46-47.
[23] Ibidem, 48-49.
[24] Maartje M. Abbenhuis, The art of staying neutral. The Netherlands in the First World War, 1914-1918 (Amsterdam 2006); Marc Frey, Der Erste Weltkrieg und der Niederlande. Ein neutrales Land im politischen und wirtschaftlichen Kalkül der Kriegsgegner (Berlijn 1998).
[25] Klinkert, W., Defending neutrality. The Netherlands prepares for war 1900-1925 (Leiden 2013); Wolf, Susanne, Guarded neutrality. Diplomacy and internment in the Netherlands during the First World War (Leiden: 2013); Dijk, Kees van, The Netherlands Indies and the Great War, 1914-1918 (Leiden 2007).
[26] Zie o.a.: Diversen, Grenzeloos Tilburg 1914-1918. Een stad vol vluchtelingen (Tilburg 2014); Steen, Paul van der, Schampschot. Een klein dorp aan de rand van de Groote Oorlog (Amsterdam 2014); Verbeet, G.J.B., 1914-1918. Moeilijke jaren voor de beiden Limburgen (2014); Wielinga, Menno, Het Engelse Kamp Groningen 1914-1918. De geschiedenis van 1.500 Engelse militairen tijdens de Eerste Wereldoorlog (Groningen 2014).
[27] Fryslân Historisch Tijdschrift. Themanummer De Eerste Wereldoorlog en Friesland (januari 2014); Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur, Themanummer Eerste Wereldoorlog (augustus 2014).
[28] Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Amsterdam 2014, herziene versie) 10.
[29] Neutral europe between war and revolution, preface, viii
[30] For an overview of his lecture see: https://www.historici.nl/groepen/towards-new-research-agenda-brainstorm-session-and-debate
[31] Zie bijvoorbeeld de inleiding van Other fronts, other wars, 7