In 2006 interviewde de Nederlandse journalist Johan Nebbeling een van de laatst levende Duitse veteranen van de Eerste Wereldoorlog. Robert Meier was ten tijde van het interview 109 jaar oud. Op 29 januari 2007 zou hij overlijden. Hij was toen officieel de oudste man van Duitsland.
***
Veteraan Robert Meier (109) zweeg jarenlang over ervaringen tijdens Eerste Wereldoorlog: “De Fransen riepen: ga naar huis, Duitser”
Als 18-jarige nam hij in 1915 dienst in het keizerlijk leger. Na zijn militaire training vertrok hij naar het westelijk front, waar hij vocht aan de Somme. “Veertien dagen trommelvuur. We dachten dat de wereld verging.” Robert Meier (109) is een van de laatste nog levende veteranen uit de Eerste Wereldoorlog.
Zijn geheugen is niet meer wat het is geweest. Veel van wat hij in zijn lange leven heeft meegemaakt, is hij vergeten. En soms haalt hij de gebeurtenissen door elkaar. Maar toch: Robert Meier is voor zijn leeftijd opmerkelijk helder. De 109-jarige oorlogsveteraan, ook de oudste man van Duitsland, is nog in staat zijn levensverhaal te doen.
Robert Meier werd op 10 maart 1897 uit Duitse ouders geboren, in het plaatsje Sergejewka in de Oekraïne. Op negenjarige leeftijd verhuisde hij met zijn vader en moeder naar het Duitse Bromberg. Nu woont hij alweer tientallen jaren in Witten, een stadje in de buurt van Bochum.
Ondanks zijn hoge leeftijd woont Meier zelfstandig, zij het dat zijn inmiddels 70-jarige zoon Robert Heinz en diens vrouw Irene een oogje in het zeil houden. De oud-soldaat hoort niet meer perfect en loopt moeilijk, maar ontpopt zich als een redelijk vitale en vriendelijke man, die volop geniet van de aandacht die hem in de laatste jaren van zijn leven ten deel valt.
Plakboek
Meier is een beroemdheid, in Duitsland en ver daarbuiten. Irene, die een plakboek bijhoudt over alle artikelen die over haar schoonvader verschijnen: “Het is ongelofelijk. Tot uit Australië komen er brieven met verzoeken om een handtekening. En op zijn verjaardag stonden er zes cameraploegen voor de deur.”
Haar schoonvader vindt het allemaal prachtig, zegt ze. “Hij geniet van de aandacht. Laatst waren er drie Franse historici op bezoek, die van alles wilden weten over zijn ervaring tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze spraken Frans en alles moest worden vertaald. Dat was best verwarrend voor hem, maar toch kon hij hen veel vertellen. Ze hingen aan zijn lippen.”
Dat Meier nu volop over zijn oorlogservaringen vertelt, is opmerkelijk, zegt Irene. “Vroeger heeft hij er nooit iets over losgelaten. Pas de laatste jaren, sinds er meer interesse is in de ervaring van veteranen en mensen hem erover benaderen, komen de verhalen. Soms horen we ze ook voor het eerst.”

Veteraan Robert Meier. Foto Johan Nebbeling.
Stelling
Meier herinnert zich vooral de details van zijn frontervaringen nog levendig. “Wij hadden een goede stelling, diep ingegraven. Vanuit onze stellingen konden we de Fransen zien en horen in hun loopgraven. Ze zaten maar een paar honderd meter verderop. Soms riepen ze naar ons: “Partir Allemagne”, ga toch naar huis, Duitsers.”
Hij herinnert zich ook nog de luizen die over zijn hele lichaam krioelden. “We plukten ze van ons af en knepen ze dood. Maar er was geen beginnen aan: er kwamen steeds nieuwe.”
Sommige gevechten staan hem nog levendig voor de geest. “De Fransen hadden een van onze stellingen veroverd. We moesten in de tegenaanval. Het werd een vreselijk gevecht. Ik weet nog hoe ik een handgranaat in de loopgraaf gooide. Toen ik ging kijken, zag ik overal lichaamsresten. Die moesten we er later uitslepen. Zo ging het steeds over en weer aanvallen. Heel zware gevechten met veel doden en gewonden.”
Wat het ergste aan de oorlog was? “Alles, de hele oorlog was erg. Ik hoop dat niemand zoiets ooit meer hoeft mee te maken.”
Kogels
Op een of andere manier heeft Meier het overleefd. Hoe weet hij zelf ook niet. “Ik heb vaak genoeg meegemaakt dat de kogels vlak langs mijn hoofd vlogen: sjjt, sjjt, sjjt. En soms zat ik onder de splinters van de handgranaten. Die waren in mijn kleding blijven steken, maar er net niet doorheen gegaan.”
Meier maakte het grote Somme-offensief van juli 1916 mee van de geallieerden. Veertien dagen lang bestookte de vijand hem en zijn kameraden met bommen en granaten, 24 uur per dag. “Boem, boem, boem: het ging maar door. We dachten dat de wereld verging. Het was complete chaos.”
Bij Chemin des Dames raakte hij gewond: een schotwond in zijn been.”Ik was er slecht aan toe en kon elk moment sterven.” Maar zijn kameraden vonden hem en brachten hem bijtijds naar het lazaret, waar hij volledig herstelde. “Ik ben niet gelovig, maar ik heb wel eens gedacht: Iets of iemand moet me al die tijd hebben beschermd.”
Meier overleefde de massaslachting in tegenstelling tot veel van zijn kameraden. “Ik heb veel doden en gewonden gezien. En dan te bedenken dat ik pas 18 jaar was. Nooit had ik kunnen weten dat oorlog zo erg zou zijn.”
Met zijn buik vol van het geweld keerde hij terug naar huis. In het naoorlogse Duitsland probeerde hij onder moeilijke omstandigheden aan de kost te komen. Pas toen hij in de jaren dertig een baan vond bij de Duitse spoorwegen, kreeg hij het beter. Hij trouwde en kreeg twee kinderen. Over de oorlog sprak hij nooit met hen. “Ik dacht niet graag aan wat ik had meegemaakt.”
Op 45-jarige leeftijd werd Meier opnieuw opgeroepen voor militaire dienst en in 1942 moest hij naar het Oostfront. Daar werd hij als “grauer Feldeisenbahner” ingezet bij militaire treintransporten. Hij hoefde niet deel te nemen aan gevechten, maar een pretje was zijn verblijf aan het Oostfront niet. Vooral de twee jaar in Russische krijgsgevangenschap – “in de Kaukasus” – staan hem nog goed bij. “Het was onbeschrijfelijk. Ik dacht: Ik overleef dit niet. Toch heb ik het doorstaan.”
Pensioen
Na terugkeer in Duitsland voorzag hij met verschillende baantjes in zijn levensonderhoud, totdat hij in de jaren vijftig weer bij de spoorwegen aan de slag kon. In 1962 ging hij met pensioen.
Jarenlang leefde Meier als “rentner” in de anonimiteit. Totdat hij, door zijn hoge leeftijd én de oplevende interesse voor de Eerste Wereldoorlog, steeds meer in de belangstelling kwam te staan. Op zijn verjaardag staan nu de journalisten en de hoogwaardigheidsbekleders in de rij. Hij komt op televisie en in de krant en is een vaste gast op herdenkingsbijeenkomsten.
Onlangs ontmoette hij Henry Allingham, met 110 jaar de oudste Engelse oorlogsveteraan. Allingham was rond 1916 als grondmechanicus bij de prille Britse luchtmacht gelegerd aan de Somme, dus mogelijk hebben ze elkaar ooit beschoten. Volgens schoondochter Irene was de ontmoeting onvergetelijk. “Ze spraken elkaars taal niet, maar ze begrepen elkaar in oogopslag. Het was heel ontroerend. Iedereen die er bij was, had tranen in de ogen.”
***
Johan Nebbeling is journalist, (eind)redacteur, tekstschrijver, fotograaf en podcastmaker. Dit artikel van zijn hand verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad van 1 december 2006 en is met toestemming van de auteur opnieuw op deze site gepubliceerd.
Heb je recent ergens een interessant historisch of journalistiek achtergrondartikel over de Eerste Wereldoorlog gelezen? Tip dan de redactie: info@ssew.nl.