Waar corona al niet goed voor is geweest: historicus Koen Vossen, bekend van onder meer zijn boek over Geert Wilders, verveelde zich tijdens een van de lockdowns en keek wat rond in Delpher, een historische krantenbank. Dat was het startpunt van een biografie van Jan Fabius. Vossen vertelde hier ook al over tijdens de meest recente SSEW-studiedag.
door Fons van Lier
Fabius was een officier, journalist, politicus, maar toch vooral een avonturier met een fijne neus voor plekken waar iets te beleven viel. En, in de woorden van Vossen, geeft Fabius een blik op een mentaliteit die onder een niet onaanzienlijk deel van de Nederlanders leefde: imperialistisch, sociaal-darwinistisch en een fascinatie met alles wat met oorlog te maken heeft.
Comfortabel burgermansbestaan
Want Fabius, telg uit een Hollands patriciërsgeslacht en van opleiding artillerieofficier, kenmerkte zich door al deze zaken. Wat hem anders maakte dan veel van zijn tijdgenoten, was dat hij het gevaar zelf opzocht, in plaats van erover te fantaseren vanuit een comfortabel burgermansbestaan.
Na het afronden van zijn officiersopleiding wilde Fabius graag zelf iets van de oorlog zien, in plaats van zich te vervelen in een kazerne. Dus wist hij – ondanks nul journalistieke ervaring – een perskaart te regelen om in 1912 naar de Balkan af te reizen om de Balkanoorlogen te verslaan. Na de nodige avonturen in die contreien (Bulgarije, Montenegro en Albanië) kwam Fabius een jaar later weer terug in Nederland.
Artikelen die hij schreef over de oorlog vonden gretig aftrek en een lezingentournee door Nederland kon ook op veel belangstelling rekenen. Daarna bleef hij niet stilzitten: hij ging onder meer mee op een militaire opbouwmissie in het net onafhankelijke Albanië en volgde een korte opleiding als waarnemer in de prille Nederlandse luchtmacht.
Trommelvuur
In 1916 lukte het Fabius weer om voor een paar maanden te worden uitgezonden als correspondent – aanvankelijk als gast bij het Oostenrijkse leger in de Karpaten, maar aangezien hij daar niet veel verder kwam dan de salons waar hoge officieren geanimeerde tafelgesprekken voerden, verkaste Fabius na een paar weken naar de Dolomieten, waar de Oostenrijk-Hongarije tegen Italië vocht. Hier kreeg hij een eigen auto met begeleider tot zijn beschikking en kon hij met eigen ogen trommelvuur aanschouwen – systematische, langdurige beschieting door artillerie van een klein gebied.
Door deze innovatie, in Verdun voor het eerst toegepast door de Duitsers, raakte de artillerist Fabius in vervoering: ’Het was geweldig’. Minder geweldig waren de talloze dode en verminkte soldaten die het gevolg waren van zulke beschietingen, maar voor Fabius lijkt toch vooral het directe effect van deze tactiek te hebben geteld (‘Het was of de hele rotswand in brand stond’), en minder de menselijke kant van de zaak.
Schulden
Veel geld verdiende Fabius met zijn artikelen niet, wat hem er niet van weerhield om op zijn reizen steevast – voor zover de omstandigheden dat toelieten – eerste klas te reizen, in de beste hotels te slapen en in exquise restaurants te eten. Als patriciër was hij dat aan zijn stand verplicht, vond hij. Het gevolg hiervan was dat hij al snel een indrukwekkende schuld opbouwde, die hem een groot deel van zijn leven zou blijven achtervolgen.
Na een betrekking bij Shell/de Bataafsche Oliemaatschappij in Londen en Nederlands-Indië (die onder meer eindigde omdat Fabius het vertikte om de openstaande schulden, die door een kennis bij de onderneming waren overgenomen, terug te betalen), beproefde Fabius opnieuw zijn geluk als journalist: hij werd correspondent in Tokio voor verschillende Indische kranten en bladen.
In die hoedanigheid zag hij onder meer met eigen ogen hoe Japan wegzonk in een militaire dictatuur en het Japanse leger tekeerging in China. Na zijn terugkeer in Nederlands Indië in 1940 was hij nog even commentator over de politieke ontwikkelingen in Europa, waarbij zijn vele verkeerde voorspellingen hem in de Indische pers de bijnaam ‘F Abuis’ opleverde.
Woedend
Na ternauwernood een Jappenkamp te hebben overleefd, werd het leven van Fabius wat minder meeslepend. Woedend over het verlies van Indië kwam hij in steeds meer reactionair politiek vaarwater terecht, wat culmineerde in een (bescheiden) politieke carrière bij de Boerenpartij. Ook schreef hij een eigen weekblad vol, waarin hij allerlei politici op basis van (vaak onjuiste) geruchten aan de schandpaal nagelde. Ironisch genoeg werd hij op basis van een wél kloppend gerucht (over de invloed van Greet Hofmans op koningin Juliana) opgepakt en veroordeeld tot tien dagen gevangenisstraf.
Fabius’ dochter Mena zei na haar vaders dood dat deze ‘een klasse apart’ was. Hij was ’te groot voor Nederland’. Daar valt wel wat tegenin te brengen. Maar Vossen brengt met dit boek wel een fascinerende wereld tot leven, al had er wat mij betreft wel wat meer duiding bij gemogen over de context waarin Fabius zich bewoog. Vossen toont met het uitlichten van dit ‘kleine’ leven dat het Nederlandse zelfbeeld als een egalitair en vredelievend volk – voor zover dat ooit correct is geweest – van tamelijk recente datum is.
Koen Vossen, Groter dan het leven. De roekeloze avonturen van Jan Fabius, Uitgeverij Boom.